Music therapy and adverse childhood experiences (ACEs)

In het artikel Music therapy and adverse childhood experiences: A scoping review hebben auteurs Tom Abrahams, Maartje van de Ree, Dr. Laurien Hakvoort, Dr. Carolien Konijn, Prof. Dr. Roy Otten, Prof. Dr. Arne Popma & Dr. Karin Nijhof geinventariseerd welke muziektherapeutische interventies gebruikt worden in de behandeling van kinderen en jongeren die ingrijpende jeugdervaringen hebben meegemaakt (ACEs).

Daarnaast is gekeken hoe muziektherapeuten hun behandeling met deze doelgroep vormgeven en welke conclusies getrokken kunnen worden over de effectiviteit van de geïncludeerde interventies.

De belangrijkste resultaten en aanbevelingen uit dit artikel zijn:

  • Muziektherapie wordt regelmatig ingezet in de behandeling van cliënten die ACEs hebben meegemaakt. In meer dan 75% van de gevallen is er sprake van een veelvoud aan ACEs (vb. sexueel misbruik, verwaarlozing en een uithuisplaatsing).
  • Uit de 35 geïncludeerde artikelen komen maar liefst 173 muziektherapeutische interventies naar voren. Daarbij merken we op dat veel interventies niet uitgebreid beschreven zijn en er een reële kans is dat muziektherapeuten verschillende namen gebruiken voor wat in essentie dezelfde interventies zijn.
  • Individuele muziektherapie trajecten bij ACEs duren gemiddeld 48 weken, terwijl een groeps- of systeemgericht aanbod gemiddeld 11 weken duurt. Belangrijke kanttekening daarbij is dat de klachten bij individuele trajecten doorgaans complexer en chronischer van aard zijn.
  • Effectiviteit van de aangeboden interventies is lastig vast te stellen en te generaliseren. Dit komt mede doordat de interventies en uitkomstmaten niet op een gestructureerde manier beschreven zijn. Het is van belang dat muziektherapeuten hun interventies op een meer gestandaardiseerde manier gaan beschrijven, bijvoorbeeld door gebruik te maken van het micro-interventies format.

 

Het volledige artikel is nu beschikbaar. Je kunt deze ook terugvinden op Researchgate en via Taylor & Francis. Dit onderzoek is financieel ondersteunt door Stichting het NIM.